Blog

De Boswachtershut

2020/07/11

De ontdekking van zijn nieuwe thuis

Terug

Een dag als een ander, of toch niet?

De ochtendzon liet zich gewaarworden en scheen schoorvoetend door het bladerdek, tot in de oase van rust, waar De Boswachter en zijn nieuwe huisgenote zich thuis voelden. Het hutje stond op een kleine open plek in het eeuwenoude woud. Doorheen de open plek stroomde een klein natuurlijke riviertje. Het gaf een rustgevend achtergrond geluid van kabbelend water.

Het kleine stroompje mondde uit in een zachter stromend bekken, dat De Boswachter er gevormd had door een deel van het water af te dammen. Hij had er zelf voor bever gespeeld, nog voor de echte bevers er hun intrek hadden genomen. Het bekken was net diep genoeg voor een ochtendlijke verfrissende plons en om de vele dieren van klein tot groot te laven in hun dorst.

Echt stil was het er nooit met het getjirp van vogels, het stromen van het water, het occasioneel getik van een specht die naar eten op zoek is, het vallen van vruchten uit een boom, het ruisen van de wind tussen de bladeren, of één van de vele andere geluiden die het bos rijk is.

Wat buiten kijf stond was dat de aard van het geluid anders was dan het niet aflatende lawaai van een stad. Mensen konden er wat van, van lawaai maken. Waar ligt eigenlijk de grens tussen lawaai en gewoon geluid? Is dit een beoordeling waarbij we het geluid afmeten ten opzichte van het idee dat we hebben van ‘lawaai’. Zou dit voor iedereen hetzelfde zijn?  

De Boswachter zat te genieten van een warme kop thee voor zijn hut en mijmerde starend in de verte, niet helemaal aanwezig bij het schouwspel waar het stroompje voor zorgde.  

Zijn huisgenote was nog nieuw aan de dagelijkse drukte tijdens het ochtendgloren en zat gefascineerd te kijken. Er was nog zoveel nieuw voor haar. Ze was er immers nog maar even en was nog haar draai aan het vinden in haar nieuwe leven bij De Boswachter, die zijn naam nog niet eens had meegedeeld aan haar. 

Er was iets vreemd aan deze man, die ze ‘De Boswachter’ was gaan noemen voor zichzelf. Bij gebrek aan meer informatie gaf dit haar toch enigszins het idee dat zij hem kende. Was het zijn voorkomen, of de schijnbare rust die er over hem hing. Alleszins deed iets haar denken aan een soort monnik in afzondering. Misschien was het ook maar een façade, of gewoon zijn voorkomen. Ze kon weinig hoogte krijgen van zijn innerlijke wereld. Maar, de grote stilte waar hij zich meestal in hulde verklapte haar toch dat er allicht wel veel gebeurde vanbinnen bij hem. Hij leek weinig noodzaak te voelen de stilte te doorbreken.

De Boswachter was door de dag druk bezig, met vanalles en nog wat. Het grootste deel van de tijd had ze geen idee wat hij eigenlijk aan het doen was. Soms vertrok hij ’s ochtends met zijn knapzak, bijl en mes, om een hele dag weg te blijven en ’s avonds pas terug te komen wanneer de avondzon reeds kracht aan het inboeten was. Stiekem was ze gelukkig dat de dagen nog niet te lang waren, want ze was al wel gaan houden van zijn stille, maar voelbare aanwezigheid. De lange dagen alleen was ze niet gewoon. Ze had een heel ander leven geleid in de stad. Voor haar was het leven en rumoer van de stad vertrouwd. Er waren natuurlijk zaken die lawaaierig waren, maar over het algemeen hield ze ervan.

Maar wat ze het allerfijnste vond was dat moment dat De Boswachter zich neerzette en één van zijn verhalen begon te vertellen. Dan kreeg ze inkijk in zijn rijke wereld, en kreeg ze een glimp te zien van wat er nog allemaal verscholen lag in de stilte. 

Vandaag was het weer zo’n dag. Gek genoeg had ze het al voelen aankomen. Het was weer even geleden en iets in haar wist dat bij zijn terugkeer een volgend verhaal zou gaan volgen. Vraag me niet hoe ze het wist, ze wist het gewoon. 

De Boswachter kwam vroeger thuis dan anders en had wat vruchten en wilde eetbare planten mee. Met zijn ogen maakte hij contact en vertelde hij haar dat hij zou gaan koken. Sarah had de hut opgeruimd en proper gemaakt, in afwachting van zijn thuiskomen. En zo ondergewaardeerd en onzichtbaar als ze zich voelde, zo nam ook haar naam een intrede in het verhaal. Het leek wel alsof ze vanzelf in een klassiek rollenpatroon waren beland. Sarah nam zich voor hier ooit iets van te zeggen, maar niet die avond. Ze wilde maar al te graag met hem het bos in, samen doen wat het ook was dat hij daar allemaal deed. En, voor haar mocht De Boswachter ook wel eens de handen uit de mouwen steken in de hut. Vond hij het dan niet erg als er vuil binnen kwam, en alles vol stof lag? 

Eigenlijk wilde ze hem ook heel graag eens meenemen naar de stad, naar haar leven. Iets in haar wist echter dat ze dit nu nog niet moest proberen, of zelfs nog maar moest vragen. De Boswachter leefde niet zomaar daar in het bos. Hoe hard het plaatje ook klopte, voelde ze dat iets hem weg hield van andere mensen. Ooit zou de sluier wel opgelicht worden, besloot ze. Tot nog toe was ze gelukkig met haar vakantie in het bos. Stiekem vond ze het ook wel eens fijn om ertussen uit te zijn. Ooit zou niet enkel zij een open boek zijn dat haar naam en veel meer deelde bij de eerste ontmoeting. Ooit, hoopte ze, zou ook De Boswachter meer vertellen over zijn afkomst, te beginnen met zijn naam...

Een vakantie in het magische bos, het leek wel de Efteling in het echt, maar dan veel rustiger. De Boswachter was niet enkel een monnik, hij had ook een betoverend kantje, besloot ze. Het leek wel alsof De Boswachter contact maakte met de dieren en zelfs de planten. Hoe hij het deed, begreep ze niet. Het leek wel alsof hij in contact stond met de stroom des levens. Hoe noemen ze zoiets: een alchemist, een sjamaan,... Hij maakte er ook geen woorden aan vuil, het was gewoon zo. Het voelde allemaal zo vanzelfsprekend.

Al is dit wellicht niet altijd zo geweest.

Nadat De Boswachter klaar was met koken aten ze samen het voedzame en volledig natuurlijk avondmaal. Het leek wel alsof De Boswachter extra zijn best deed voor zijn gast. Zou dit zijn manier zijn van tonen dat hij haar aanwezigheid apprecieerde?

Na het eten verzeilden ze allebei met een zelf getrokken ‘guilty plessure’ aan het haardvuur en kwam het volgende verhaal van De Boswachter eruit. 

Ara en ik gingen samen onze derde dag in, begon De Boswachter te vertellen. Het voelde allemaal nog zo nieuw en onwezenlijk. Ook al had ik een nieuwe grond in mezelf gevonden, je kon zeggen dat ik als het ware nog maar net geboren was als de nieuwe ik. Ara voelde dit maar al te goed. Hij wist dat ik hem nog nodig had om niet te verdwalen, in het bos of in mezelf. Op momenten van grote nood kon ik wel putten uit een diepe bron van weten, maar deze gave was nog nauwelijks ontwikkeld. Het grootste deel van de tijd liep ik nog als een kip zonder kop rond, zeker wanneer oude patronen en piekeringen aan mij kwamen trekken.

Gelukkig voelde ik al wel aan dat Ara niet zomaar in de buurt bleef en me zachtjes in een richting stuurde. Overnachten in een spelonk kon wel een nachtje, maar was natuurlijk geen lange termijnsoplossing.

Al gaande dwaalden mijn gedachten opnieuw af en geraakte ik in een stroom van twijfel en zelfondermijning. Waar was ik toch weer aan begonnen? Was dit echt mijn droom, alleen in een woud rondhangen met het idee dat een vogel me leidde en vergezelde. Wie was ik nu? Wellicht was dit gewoon één groot waanbeeld. Mensen moeten me niet, omdat ik te ‘anders’ ben, dus verstop ik me in het woud? Ik ga nooit echt deel uitmaken van deze wereld. Niemand gaat me ooit gewoon graag hebben voor wie ik ben.

Al piekerend ging het prachtige woud die dag hoofdzakelijk aan mij voorbij. Soms hoorde ik een schriek van Ara wanneer ik niet meer de juiste kant op aan het gaan was, maar voor de rest liep ik weer met mijn hoofd in de mist en had ik nog geen oog of waardering voor de schoonheid rond mij.

Ik had gehoopt dat die ene ervaring met Ara alles zou veranderen, maar zo simpel bleek het niet.

Ik had gehoopt dat die ene ervaring met Ara alles zou veranderen, maar zo simpel bleek het niet.

De laatste uren was het bos geleidelijk minder toegankelijk geworden en sijpelde er minder zon door de bomen. Het was haast symbolisch voor hoe ik me vanbinnen voelde. Ara was echter niet geweken aan mijn zijde. Hij bleef steeds binnen mijn hoor- en soms ook zichtbereik, maar liet me verder begaan. 

Zo ging onze tocht nog even verder tot ik in de verte een plek zag opdoemen waar de avondzon onverstoord tot in de bos wist door te dringen. 'Zou Ara mij daar naartoe leiden', bedacht ik mezelf. 

Zowel de fysieke, als psychische tocht had mij uitgeput, maar met uitzicht op de laatste zonnestralen van die dag kon ik opnieuw een tandje bijsteken.

Geleidelijk kwam de open plek tevoorschijn achter een tapijt van bomen. Een riviertje doorkliefde de open ruimte en, gek maar waar, stond er een oude vervallen jagershut te blinken in de avondzon. Figuurlijk dan toch, want veel 'bling' zat er niet meer aan. 

Ara streek neer op de nok van het dak en bleef daar betekenisvol zitten, terwijl hij naar mij keek. Hij leek te willen zeggen: ‘Je zag er verloren uit. Ik heb een nieuwe thuis voor je gezocht. Ben je niet blij?’

Met het zicht op de hut verdween de oneindige stroom aan trekkende gedachten weer meer naar de achtergrond, klaar voor wanneer ik me opnieuw zou laten verleiden me erin wikkelen. Ik heb natuurlijk geen keus over wat ik denk, maar wel of ik me erdoor laat entertainen en het blijf voeden, ipv. mijn aandacht elders te richten, begrijp je wel?

De hut was duidelijk al jaren niet meer gebruikt, maar zag er structureel nog redelijk in orde uit. Ze had zeker een opknapbeurt nodig, maar het hout was nog van kwaliteit. Er waren nog geen kleine gaatjes van houtworm, of tekenen van vochtschade te zien. Het dak zou wel opnieuw bedekt moeten worden en, het hout had een nieuwe beschermlaag nodig. Verder moest het huisje natuurlijk helemaal opnieuw ingericht worden, want nu leek het wel op een oude heksenhut die nooit of te nimmer proper was gemaakt (heksen hebben echt wat wat beter te doen). Enkele van de achtergebleven spulletjes nam ik maar al te graag in ontvangst, waaronder een echte houthakkersbijl, met de nodige gebruikssporen, een leren knapzak en een groot multifunctioneel mes. 

Ja, deze hut zoals je ze nu ziet is het product van enkele weken zwoegen. Het eerste project dat ik aangenomen heb na mijn aankomst hier in het woud dat ondertussen mijn thuis is. Ik ben toch nog steeds trots op het resultaat, al kan je wel zien dat ik nog wat ervaring miste in de afwerking. 

Sarah was geïntrigeerd blijven luisteren naar het verhaal van De Boswachter, maar merkte wel op dat er een zekere zwaarte verweven zat in het verhaal van die dag. Het leek wel alsof hij wat afstand hield. Ze merkte ook minder animo op zijn verhaal. Zou hij met iets bezig zijn in zijn hoofd? Het leek ergens haaks te staan op de gezellige avond samen en de moeite die hij had gedaan om voor hen te koken. Hij was zelfs vroeger naar huis gekomen die avond. Ze kon het niet echt plaatsen. Had ze dat dan zo fout aangevoeld dat er een aangename spanning was tussen hen?

De Boswachter keek wat verweesd rond zich heen. Hij had precies zelf ook een ander idee van hoe de avond had moeten verlopen. Het verhaal had ook minder kleur gehad dan de vorige die hij al met haar gedeeld had, en ook De Boswachter zelf straalde niet meer zo. Het leek wel alsof de stroom van gedachten hem uit het verhaal achtervolgd hadden tot in het nu. Hij keek me onderzoekend en vragend aan, tot ik zijn blik ontmoette en dan weer snel naar zijn theetje keek. Mocht ik niet beter weten, zou ik denken dat hij zich niet op zijn gemak voelde bij mij?

Een gevoel van teleurstelling kwam zachtjes opborrelen. Ik keek zo uit naar dit moment, maar bleef op mijn honger zitten. Ik voelde hoe De Boswachter opnieuw in zijn eigen wereld aan het verdwijnen was en ik wist nog amper meer. Wat gebeurde er daar toch met deze mysterieuze man? Waar zou dit avontuur verder naartoe gaan?

Zou ik opnieuw evenveel geduld moeten opbrengen voor een volgend verhaal, of een ander teken van leven. Een teken dat hij opmerkte dat ik hier ook was. Een teken dat hij graag contact wilde maken met mij. Een teken dat ik hier welkom was in zijn oase.

Hij zou mij deze antwoorden verschuldigd blijven, want maakte alweer aanstalten om de avond voor bekeken te houden. Na nog een poosje in stilte naar zijn thee getuurd te hebben, zette hij zich recht en bracht de nog halfvolle kop naar het aanrecht.

Hij gunde me verder zelfs geen blik meer. Het raam van ontmoeting was weer gesloten. Hij had zich opnieuw in stilte gehuld.

Wie was deze mysterieuze man eigenlijk, en wat maakte dat hij zo vaak in zichzelf gekeerd was. Ik herkende heel veel van zijn verhaal en van zijn houding vandaag. Zou het kunnen zijn dat de confrontatie met een ander mens hem opnieuw deed teruggaan naar vroeger? En, was dit dan een goede zaak of niet?

Was ik hier op mijn plaats, of kon ik beter vertrekken zodat deze man terug met zijn eigen bestaan kon verder gaan? Deze en vele andere vragen kwamen sterk aan me trekken.

Eén verdwaalde blik, net voor hij zich omdraaide, was echter genoeg om dat diepe vertrouwen terug te kunnen wekken. Zijn diepe bruine ogen zochten voor een splitseconde de mijne en in een flits wist ik terug waarom ik hier was. Mijn intuïtie had me hier geleid en zonder dat ik zou weten waarom, zou ik hier niet vertrekken.

Hoe lang ik ook zou moeten wachten op een volgende echte ontmoeting met De Boswachter, ik zou hier blijven. Onze tocht was nog niet voorbij…

Vind me ook op
Schrijf je in voor de nieuwsbrief